700 JAAR – DE HOOGLANDSE KERK

Op 20 december 1314 is opdracht gegeven tot de bouw en op 13 september 1315 werd de kerk ingewijd. Sindsdien heeft het gebouw vele veranderingen ondergaan. Bijna iedere generatie verwijderde en voegde onderdelen aan het bouwwerk toe. Veel is niet bekend. Vandaar dat in het kader van het boek “Zeven eeuwen Hooglandse kerk” historisch onderzoek wordt gedaan.

Tegenwoordig zijn er in de Hooglandse kerk twee geloofsgemeenschappen actief: de Leidse Binnenstadsgemeente en de Leidse Studentenekklesia. Beide gemeenschappen bestaan uit enkele honderden deelnemers van alle generaties en er zijn veel vrijwilligers actief.

Er is een rijke variëteit aan activiteiten. Diensten op zondag worden aangevuld met Cantate diensten en Evensongs. Maar de kerk staat niet alleen in het hart van de stad, het vormt ook de locatie voor vele Leidse evenementen en organisaties zoals de Historische Vereniging Oud Leiden, Open Monumentendag, de Universiteit Leiden en de 3 October Vereeniging.

De geschiedenis van de Hooglandse kerk in vogelvlucht

De geschiedenis van de Hooglandse Kerk begint in het begin van de 14e eeuw met de bouw van een houten kapel op het ‘Hooge Land’. Het kerkje is gewijd aan de vroeg- christelijke martelaar Sint Pancratius († ca. 300). Spoedig wordt deze kapel vervangen door een eenvoudige stenen kerk met een torentje, maar met de sterke economische groei van Leiden groeit al vrij snel de behoefte aan nieuwe, veel grotere kerk.

In 1366 wordt de Sint Pancraskerk verheven tot kapittelkerk. De nieuwe status van de kerk geeft aanleiding tot plannen voor een grootse kruisbasiliek, die de op een steenworp afstand staande Pieterskerk in alle opzichten zal moeten overtreffen. In 1377 start de bouw. In 1470 verleent paus Paulus II het kapittel van Sint Pancras ‘exemptie’ waardoor het kapittel niet langer onder de rechtsmacht van het bisdom Utrecht valt, maar onder direct gezag van de paus. Omstreeks 1480 besluit men tot de bouw van een enorme kerk, te beginnen met een vergroting van het koor.

Het lot lijkt het kapittel verder gunstig gezind: omstreeks 1525 hebben de autoriteiten in de Nederlanden plannen om de Sint Pancraskerk tot kathedraal te laten verheffen: naast Utrecht en Middelburg zou Leiden de derde bisschopsstad worden en het kapittel zou tot kathedraalkapittel verheven worden. De bloeitijd van de katholieke Middeleeuwen is echter voorbij, de beoogde bisschopszetel gaat naar de Sint Bavokerk in Haarlem en aan de bouw van de Sint Pancraskerk komt in 1535 voorgoed een einde. Het hoge schip, de stenen gewelven, luchtbogen en balustraden worden niet meer voltooid: het blijft slechts bij de aanzetten. Op het hoogtepunt van de middeleeuwen is de kerk met veel pracht en praal ingericht. In de kerk bevinden zich 24 altaren.

De beeldenstorm van augustus 1566 laat weinig over van al dit moois: het Leidse volk dringt de kerk binnen en vernielt talloze kunstvoorwerpen en archiefstukken. De toenmalige burgemeester van Leiden, Van Dusseldorp, probeert tevergeefs met getrokken pistool bij het portaal van de kerk de menigte tegen te houden. De kerk, die in 1572 definitief in protestantse handen overgaat, dient in tijden van nood ook als graanopslag, zoals tijdens het beleg van Leiden door de Spanjaarden in 1574. Van de oorspronkelijke aankleding blijft vrijwel niets behouden.

In de 17e eeuw vervult de Hooglandse Kerk een centrumfunctie. Er wordt veelvuldig getrouwd, gedoopt en begraven en de zondagse diensten zijn overbezet. Uit deze periode dateren onder meer het westportaal (1665), de tochtportalen in het dwarsschip (1660), de kansel uit 1632 (op een laatgotische zandstenen voet) en de banken tegen de wanden van de zijbeuken. Van de hand van de bekende kunstenaar Rombout Verhulst is een epitaaf uit 1661 aan de zuidoost kruispijler ter nagedachtenis aan de Leidse burgemeester Pieter Adriaansz. van der Werff († 1604), die in de kerk begraven ligt. Vermeldenswaardig is verder de rijk versierde grafzerk op het hoogkoor voor Justinus van Nassau († 1631), (bastaardzoon van Willem van Oranje) en zijn vrouw Anna de Merode († 1634).

In de het midden van de 19e eeuw is de kerk bouwvallig geworden, onder meer als gevolg van de ramp met het kruitschip in 1807. Even wordt zelfs sloop van de kerk overwogen. Gelukkig komt het niet zover en van 1840 tot 1903 wordt de kerk flink gerestaureerd en verbouwd. Onderdeel daarvan zijn het tongewelf in het schip (1840) en de fraaie houten gewelven in koor en dwarsschip (1850), die een goed beeld geven van de oorspronkelijke ruimtewerking.

Na de Tweede Wereldoorlog besluit men opnieuw tot een grote restauratie, die van 1952 tot 1972 wordt uitgevoerd. Het lijnenspel van de gotische kruisbasiliek, het imposant verrijzende hoogkoor, de ruimtelijke werking en het enorme vensteroppervlak (verhoudingsgewijs het grootste in Nederland) geven het geheel een bijzondere sfeer. De kerk is geroemd om haar inwendige elegante rijzigheid en akoestiek. Het brede dwarsschip is met zijn 65,70 m het breedste gotische dwarsschip ter wereld en geeft een indruk van de geplande opzet van een immense kerk, die zich na voltooiing zou moeten kunnen meten met de grote gotische kathedralen van Europa. De weelderige transeptgevels behoren tot de fraaiste voorbeelden van de late, flamboyante gotiek in Holland.